Conclusie
Bij alle ontwikkelingen die te maken hebben met Web3, is het goed om de ideale versie op het netvlies te houden. Daarin ben je baas van je eigen data, profiteer je financieel van het uitwisselen van je eigen content (en informatie) en is privacy, autonomie en veiligheid dus gegarandeerd.
Met deze visie In het achterhoofd is het dus ook goed om de huidige sterke commerciële belangstelling van investeerders voor Web3 te onderkennen. Hun doelstellingen zijn niet vaak in lijn met deze ideologie. Ook is het wenselijk dat de Web3-community zowel de bestaande technische belemmeringen als ook de kritiekpunten onder ogen blijft zien. Dat is namelijk de enige juiste koers om de ideale versie van Web3 als eindresultaat te kunnen bouwen.
Web3 zal het de komende jaren moeten hebben van het verhaal. Het narratief. De ideologie. Wanneer een grote groep mensen namelijk bevlogen is over een toekomstbeeld en de bijbehorende technologie, kan er een krachtig vliegwiel ontstaan. Kijk maar naar de ontwikkeling van WordPress: opensourcesoftware om websites te maken. Ooit begonnen als ideologisch project; inmiddels het meest gebruikte contentmanagementsysteem ter wereld. Een ideologische toekomstvisie kan zeer krachtig zijn, zelfs krachtiger dan de macht van investeerders met hele diepe zakken. Wat dus echt niet moet worden onderschat is de kracht die een groep van vrijwilligers en ideologisch gedreven fans kan uitoefenen op een technologische ontwikkeling,
Web3-producten moeten nog wel gebruiksvriendelijk, schaalbaar en snel zijn, willen ze door de massa geadopteerd worden,. De massa heeft nou eenmaal minder affiniteit met self sovereign identity, laat staan dat ze de skills bezitten om technisch complexere toepassingen in het dagelijks leven te gebruiken. Ideologie wordt snel vergeten wanneer mensen ergens moeite voor moeten doen.
Ook daarom zal slechts een deel van wat wellicht ooit Web3 gaat heten decentraal zijn. Centralisatie biedt nou eenmaal voordelen en er zullen ongetwijfeld bedrijven en platforms zijn die Web3 toegankelijk maken voor iedereen. Zij zullen dus vast en zeker onder de motorkap gecentraliseerd zijn. Ook zullen er mensen zijn die bereid zijn om voor het bijbehorende gemak, betrouwbaarheid te betalen.
Misschien staan we aan het begin van een nieuwe internetrevolutie met decentralisatie als uitgangspunt. Misschien brokkelen de grote technologiebedrijven van het huidige tijdperk af en wordt het ideaalbeeld van Web3 steeds meer werkelijkheid. Maar in het sombere scenario blijkt Web3 slechts een marketingtool van bestaande en nieuwe technologiebedrijven te zijn om kapitaal en gebruikers aan te trekken. Het netwerkeffect blijft sterk (because that’s the way things work) en veel blijft dan bij het oude.
Toen ik tien jaar geleden mijn boek over sociale media schreef (oktober 2012, 14 dagen nr.1 managementboek), klonk daarin de sterke behoefte om de poortwachters uit te schakelen. Cutting out the middlemen. In plaats van te wachten tot een platenmaatschappij je een contract geeft, kon je je muziek delen op MySpace (later: Soundcloud of Spotify). In plaats van een tijdschrift te vragen om je verhalen te publiceren, kun je bloggen of Twitteren. In plaats van te worden ingelijfd door een mediabedrijf, kon je YouTuber worden. Maar wat er gebeurde is dat deze platforms de nieuwe poortwachters werden. Zo gaat het (vooralsnog) op het internet. Nieuwe en bestaande tech-bedrijven worden de nieuwe poortwachters. Niet omdat je technisch gezien niet je boeltje kunt oppakken en verdwijnen, maar omdat de alternatieven ver beneden de maat zijn.
Een realistisch scenario van Web3 is dat de stevige community van internet- en crypto-enthousiastelingen ervoor zorgt dat de massa over een paar jaar de beschikking heeft over een handvol nieuwe interessante technologieën waarbij autonomie en privacy centraal staan. Waarbij sommige diensten inderdaad decentraal zijn, maar waarbij de voordelen van centralisatie in sommige groter blijken te zijn dan de behoefte aan autonomie en privacy. We gaan het zien!
Heb je opmerkingen of vragen? Laat het me weten.
Dank aan Ronald Mulder, Mark Vletter, Gert Gritter en Bert Slagter voor het meelezen.